Wat is het toch dat maakt dat we te vaak een rigide toepassing van regels door de overheid zien die voor bepaalde groepen in de samenleving, onrechtmatig, onrechtvaardig, ondemocratisch of stigmatiserend uitpakt.
In de Nederlandse rechtsstaat heeft de wet 3 functies, namelijk: het waarborgen van de rechtsgelijkheid, het voorkomen van een willekeurige machtsuitoefening door de overheid en het bevorderen van de rechtszekerheid. Dit is onderdeel van het legaliteitsbeginsel. Dit legaliteitsbeginsel vormt één van de voorwaarden voor het bestaan van een ‘rechtsstaat’. De rechtsstaat vindt haar grondslag in de Nederlandse Grondwet.
Waar het aan de ene kant juist goed is dat er voor eenieder onder gelijke omstandigheden uniforme regels gelden, kennen wetten aan de andere kant vaak te weinig mogelijkheden om maatwerk toe te passen. Een goed voorbeeld daarvan vormt de terugvordering van bijstand in de gemeente Wijdemeren in Noord-Holland. Een bijstandsgerechtigde moet ruim 7000 euro terugbetalen, omdat haar moeder af en toe boodschappen voor haar deed. De vrouw schond volgens de gemeente de inlichtingenplicht door dit niet te melden, omdat deze boodschappen voor haar een op geld waardeerbaar voordeel opleverde, dat op haar uitkering gekort kon worden. Zo’n kwestie laat maar weer eens zien dat het rigide toepassen van regels – hoe democratisch ze ook zijn vastgesteld – tot schrijnende situaties kan leiden; te meer daar diezelfde regels kennelijk niet van toepassing zijn op diegenen die van de voedselbank gebruik maken. Ik pleit dan ook voor meer maatwerk in regelgeving.
Maar ik pleit er tegelijk voor dat overheidsinstanties bij de uitvoering van die wetten veel meer toetsen of toepassing van de regels in individuele gevallen wel redelijk uitpakt. Die beleidsvrijheid is er ook meestal, maar wordt in de praktijk te weinig gebruikt. Het toepassen van de in de meeste gemeentelijke verordeningen en wetten voorkomende hardheidsclausule gebeurt namelijk maar zelden. Dat is de afgelopen jaren ook mijn ervaring als voorzitter van diverse bezwaarschriftencommissies.
Opvallend is – en dat constateer ik ook al tientallen jaren – dat de wetgever (de Tweede Kamer met name) elke keer als er weer een fraudekwestie optreedt, de wetgeving zodanig aanpast en wil laten toepassen dat fraudebestrijding het ultieme doel van de regels lijkt te worden en niet een goede beoordeling van wie binnen de wet wel en geen recht heeft op een toeslag, uitkering etc. Dat is ook aan de orde bij de huidige toeslagenaffaire die zijn oorsprong vindt in de ‘Bulgarenfraude bij de toeslagen in 2013. Het Parlement nam toen als reactie daarop in 2014 de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit aan. En dat is nu juist mijn punt; in zo’n geval moeten ‘de goede dus onder de kwade lijden’. Dat is nu ook gebeurd bij deze toeslagenaffaire, waarin duizenden gezinnen als fraudeur zijn aangemerkt, terwijl daarvan geen sprake bleek te zijn. De wetgever draait te vaak 180 graden om.
Vindt men bijvoorbeeld dat de overheid een te grote rol speelt dan wordt bijna alles geprivatiseerd zonder echt goed na te gaan of dat wel in alle gevallen werkt. Privatisering wordt dan het hoogste doel. En natuurlijk geldt dat ook in de omgekeerde richting van privatisering naar meer overheid. Bij fraudebestrijding zie je dezelfde ‘180 graden draai‘. Ik pleit dan ook voor een vereenvoudiging van wetgeving, waarbij overheidsinstanties meer aandacht gaan besteden aan de menselijke maat en veel meer individueel gaan toetsen dan mensen in hokjes te zetten.
Begin maar eens bij de belastingwetgeving zou ik zeggen. Schaf het vooraf aanvragen en ambtshalve toekennen van toeslagen af, maar voer een systeem in waarin op basis van de financiële en sociale omstandigheden en huishoudenssamenstelling vooraf wordt bepaald waarop de burger recht heeft en niet achteraf. Dat kost wellicht in het begin wat meer inspanningen, maar bespaart achteraf heel veel extra werk zoals terugvorderingen en burgers die daardoor in de schuldsanering komen.
Tot slot zou het denken van politici zich wat mij betreft moeten gaan ontwikkelen van hijgerige symptoombestrijding naar een structurele oplossing van problemen. 180 graden draaien is dan niet meer nodig, maar maakt dan plaats voor gecontroleerde reflexen.